Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

tikrinti
Jis tikrina, kas ten gyvena.
controleren
Hij controleert wie daar woont.

pakaboti
Hamakas pakabotas nuo lubų.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

dirbti
Jis sunkiai dirbo dėl savo gerų pažymių.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

paminėti
Kiek kartų man reikia paminėti šią ginčą?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

gyventi
Jie gyvena bendrabutyje.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

meluoti
Jis dažnai meluoja, kai nori kažką parduoti.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

klausytis
Ji klausosi ir girdi garsą.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

sunaikinti
Failai bus visiškai sunaikinti.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

tapti draugais
Abi tapo draugėmis.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

atnaujinti
Netrukus vėl reikės atnaujinti laikrodį.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

pamiršti
Ji nenori pamiršti praeities.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
