Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

røre
Han rørte hende ømt.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.

sælge
Handlerne sælger mange varer.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

bruge penge
Vi skal bruge mange penge på reparationer.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

gætte
Du skal gætte hvem jeg er!
raden
Je moet raden wie ik ben!

gå
Han kan lide at gå i skoven.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

beslutte
Hun kan ikke beslutte, hvilke sko hun skal have på.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

afhænge
Han er blind og afhænger af ekstern hjælp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

danne
Vi danner et godt team sammen.
vormen
We vormen samen een goed team.

hjælpe
Alle hjælper med at sætte teltet op.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

klippe ud
Figurerne skal klippes ud.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

studere
Pigerne kan godt lide at studere sammen.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
