Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/125402133.webp
røre
Han rørte hende ømt.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/120220195.webp
sælge
Handlerne sælger mange varer.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
cms/verbs-webp/90321809.webp
bruge penge
Vi skal bruge mange penge på reparationer.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/119379907.webp
gætte
Du skal gætte hvem jeg er!
raden
Je moet raden wie ik ben!
cms/verbs-webp/120624757.webp
Han kan lide at gå i skoven.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslutte
Hun kan ikke beslutte, hvilke sko hun skal have på.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhænge
Han er blind og afhænger af ekstern hjælp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/99592722.webp
danne
Vi danner et godt team sammen.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/115847180.webp
hjælpe
Alle hjælper med at sætte teltet op.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/78309507.webp
klippe ud
Figurerne skal klippes ud.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studere
Pigerne kan godt lide at studere sammen.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/93947253.webp
Mange mennesker dør i film.
sterven
Veel mensen sterven in films.