Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

reiten
Sie reiten so schnell sie können.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

vorangehen
Der erfahrenste Wanderer geht immer voran.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

herausgeben
Der Verlag gibt diese Zeitschriften heraus.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

enthalten
Fisch, Käse und Milch enthalten viel Eiweiß.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

ernten
Wir haben viel Wein geerntet.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.

überfahren
Ein Radfahrer wurde von einem Auto überfahren.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

vertreten
Rechtsanwälte vertreten ihre Mandanten vor Gericht.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

sich hinlegen
Sie waren müde und legten sich hin.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

sich infizieren
Sie hat sich mit einem Virus infiziert.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

befördern
Der Lastwagen befördert die Güter.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

herstellen
Wir stellen unseren Honig selbst her.
produceren
We produceren onze eigen honing.
