Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
Der Koch bedient uns heute selbst.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/18473806.webp
drankommen
Bitte warte, gleich kommst du dran!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
cms/verbs-webp/109588921.webp
ausmachen
Sie macht den Wecker aus.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/118485571.webp
tun
Sie wollen etwas für ihre Gesundheit tun.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
cms/verbs-webp/110347738.webp
erfreuen
Das Tor erfreut die deutschen Fußballfans.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/119913596.webp
zuschießen
Der Vater will dem Sohn ein wenig Geld zuschießen.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
cms/verbs-webp/123213401.webp
hassen
Die beiden Jungen hassen sich.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/40129244.webp
aussteigen
Sie steigt aus dem Auto aus.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/51573459.webp
betonen
Mit Schminke kann man seine Augen gut betonen.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrauen
Wir alle vertrauen einander.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/80325151.webp
vollenden
Sie haben die schwierige Aufgabe vollendet.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
cms/verbs-webp/64904091.webp
auflesen
Wir müssen alle Äpfel auflesen.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.