Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

bedienen
Der Koch bedient uns heute selbst.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

drankommen
Bitte warte, gleich kommst du dran!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!

ausmachen
Sie macht den Wecker aus.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

tun
Sie wollen etwas für ihre Gesundheit tun.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

erfreuen
Das Tor erfreut die deutschen Fußballfans.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

zuschießen
Der Vater will dem Sohn ein wenig Geld zuschießen.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.

hassen
Die beiden Jungen hassen sich.
haten
De twee jongens haten elkaar.

aussteigen
Sie steigt aus dem Auto aus.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.

betonen
Mit Schminke kann man seine Augen gut betonen.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

vertrauen
Wir alle vertrauen einander.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

vollenden
Sie haben die schwierige Aufgabe vollendet.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
