Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

empfangen
Ich kann ein sehr schnelles Internet empfangen.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

vermuten
Er vermutet, dass es seine Freundin ist.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

offenlassen
Wer die Fenster offenlässt, lockt Einbrecher an!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

schicken
Ich habe dir eine Nachricht geschickt.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

bringen
Der Bote bringt ein Paket.
brengen
De koerier brengt een pakketje.

herausspringen
Der Fisch springt aus dem Wasser heraus.
uitspringen
De vis springt uit het water.

hinauswollen
Das Kind will hinaus.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

betonen
Mit Schminke kann man seine Augen gut betonen.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

unterstehen
Alle an Bord unterstehen dem Kapitän.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

sich hinlegen
Sie waren müde und legten sich hin.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

wegwollen
Sie will aus ihrem Hotel weg.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
