Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/118026524.webp
empfangen
Ich kann ein sehr schnelles Internet empfangen.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/99951744.webp
vermuten
Er vermutet, dass es seine Freundin ist.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
cms/verbs-webp/68561700.webp
offenlassen
Wer die Fenster offenlässt, lockt Einbrecher an!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/122470941.webp
schicken
Ich habe dir eine Nachricht geschickt.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/61806771.webp
bringen
Der Bote bringt ein Paket.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/61245658.webp
herausspringen
Der Fisch springt aus dem Wasser heraus.
uitspringen
De vis springt uit het water.
cms/verbs-webp/120015763.webp
hinauswollen
Das Kind will hinaus.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
cms/verbs-webp/51573459.webp
betonen
Mit Schminke kann man seine Augen gut betonen.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/82845015.webp
unterstehen
Alle an Bord unterstehen dem Kapitän.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/78073084.webp
sich hinlegen
Sie waren müde und legten sich hin.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
cms/verbs-webp/105504873.webp
wegwollen
Sie will aus ihrem Hotel weg.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/85860114.webp
weitergehen
An dieser Stelle geht es nicht mehr weiter.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.