Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch

onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
befürworten
Deine Idee befürworten wir gern.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
krankschreiben
Er muss sich vom Arzt krankschreiben lassen.

betalen
Ze betaalde met een creditcard.
bezahlen
Sie bezahlte per Kreditkarte.

missen
Hij mist zijn vriendin erg.
vermissen
Er vermisst seine Freundin sehr.

vormen
We vormen samen een goed team.
bilden
Wir bilden zusammen ein gutes Team.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hängen
Beide hängen an einem Ast.

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
ausdrücken
Sie drückt die Zitrone aus.

verlaten
De man vertrekt.
weggehen
Der Mann geht weg.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
ausrufen
Wer gehört werden will, muss seine Botschaft laut ausrufen.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
ersparen
Meine Kinder haben sich ihr Geld selbst erspart.

oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
üben
Er übt jeden Tag mit seinem Skateboard.
