Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/28787568.webp
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
verlorengehen
Heute ist mein Schlüssel verlorengegangen!
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
vorweisen
Ich kann ein Visum in meinem Pass vorweisen.
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
schneiden
Die Friseuse schneidet ihr die Haare.
cms/verbs-webp/61575526.webp
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
weichen
Für die neuen Häuser müssen viele alte weichen.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
bestehen
Die Schüler haben die Prüfung bestanden.
cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
weglassen
Du kannst den Zucker im Tee weglassen.
cms/verbs-webp/73649332.webp
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
ausrufen
Wer gehört werden will, muss seine Botschaft laut ausrufen.
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
durchlassen
Soll man Flüchtlinge an den Grenzen durchlassen?
cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?
meinen
Wer, meinen Sie, ist stärker?
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
füttern
Die Kinder füttern das Pferd.
cms/verbs-webp/87153988.webp
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
fördern
Wir müssen Alternativen zum Autoverkehr fördern.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
stimmen
Man stimmt für oder gegen einen Kandidaten.