Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch

verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
verlorengehen
Heute ist mein Schlüssel verlorengegangen!

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
vorweisen
Ich kann ein Visum in meinem Pass vorweisen.

knippen
De kapper knipt haar haar.
schneiden
Die Friseuse schneidet ihr die Haare.

wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
weichen
Für die neuen Häuser müssen viele alte weichen.

slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
bestehen
Die Schüler haben die Prüfung bestanden.

weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
weglassen
Du kannst den Zucker im Tee weglassen.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
ausrufen
Wer gehört werden will, muss seine Botschaft laut ausrufen.

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
durchlassen
Soll man Flüchtlinge an den Grenzen durchlassen?

denken
Wie denk je dat sterker is?
meinen
Wer, meinen Sie, ist stärker?

voeden
De kinderen voeden het paard.
füttern
Die Kinder füttern das Pferd.

bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
fördern
Wir müssen Alternativen zum Autoverkehr fördern.
