Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
mischen
Man kann mit Gemüse einen gesunden Salat mischen.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
ordnen
Ich muss noch viele Papiere ordnen.
cms/verbs-webp/119425480.webp
denken
Je moet veel denken bij schaken.
nachdenken
Beim Schachspiel muss man viel nachdenken.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
funktionieren
Das Motorrad ist kaputt, es funktioniert nicht mehr.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
unterstreichen
Er unterstrich seine Aussage.
cms/verbs-webp/91906251.webp
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
rufen
Der Junge ruft so laut er kann.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
hoffen
Viele hoffen auf eine bessere Zukunft in Europa.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hängen
Beide hängen an einem Ast.
cms/verbs-webp/80325151.webp
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
vollenden
Sie haben die schwierige Aufgabe vollendet.
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
erlassen
Ich erlasse ihm seine Schulden.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
nachsehen
Er sieht nach, wer da wohnt.
cms/verbs-webp/119379907.webp
raden
Je moet raden wie ik ben!
erraten
Du musst erraten, wer ich bin!