Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

own
I own a red sports car.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

clean
The worker is cleaning the window.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

pay attention to
One must pay attention to traffic signs.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

shout
If you want to be heard, you have to shout your message loudly.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

contain
Fish, cheese, and milk contain a lot of protein.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

receive
He received a raise from his boss.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.

depart
The train departs.
vertrekken
De trein vertrekt.

cover
She covers her face.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

enter
The ship is entering the harbor.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

form
We form a good team together.
vormen
We vormen samen een goed team.

drive through
The car drives through a tree.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
