Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

initiate
They will initiate their divorce.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.

pass
Time sometimes passes slowly.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

translate
He can translate between six languages.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

ring
The bell rings every day.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

stand
She can’t stand the singing.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

refer
The teacher refers to the example on the board.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

protect
Children must be protected.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

demand
He demanded compensation from the person he had an accident with.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

happen
Something bad has happened.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

report
She reports the scandal to her friend.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

let in
It was snowing outside and we let them in.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
