Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/86196611.webp
investire
Purtroppo, molti animali vengono ancora investiti dalle auto.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/84314162.webp
estendere
Lui estende le braccia largamente.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/67880049.webp
lasciare andare
Non devi lasciare andare la presa!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/128644230.webp
rinnovare
Il pittore vuole rinnovare il colore delle pareti.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
cms/verbs-webp/93697965.webp
girare
Le auto girano in cerchio.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/60111551.webp
prendere
Lei deve prendere molti farmaci.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/33493362.webp
richiamare
Per favore, richiamami domani.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
cms/verbs-webp/123211541.webp
nevicare
Oggi ha nevicato molto.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/42111567.webp
fare un errore
Pensa bene per non fare un errore!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/36190839.webp
combattere
Il corpo dei vigili del fuoco combatte l’incendio dall’aria.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/119302514.webp
chiamare
La ragazza sta chiamando la sua amica.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
cms/verbs-webp/62069581.webp
inviare
Ti sto inviando una lettera.
sturen
Ik stuur je een brief.