Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans
aggiungere
Lei aggiunge un po’ di latte al caffè.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
attivare
Il fumo ha attivato l’allarme.
activeren
De rook activeerde het alarm.
concordare
I vicini non potevano concordare sul colore.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
frusciare
Le foglie frusciano sotto i miei piedi.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
prendere il controllo
Le cavallette hanno preso il controllo.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
lasciare senza parole
La sorpresa la lascia senza parole.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
fermare
La donna ferma un’auto.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
mescolare
Il pittore mescola i colori.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
sedere
Molte persone sono sedute nella stanza.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
influenzare
Non lasciarti influenzare dagli altri!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
vedere
Puoi vedere meglio con gli occhiali.
zien
Je kunt beter zien met een bril.