Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

toccare
Lui la tocca teneramente.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.

dimenticare
Lei non vuole dimenticare il passato.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

esercitare
Lei esercita una professione insolita.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

lasciare
Mi ha lasciato una fetta di pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.

essere interessato
Il nostro bambino è molto interessato alla musica.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.

iniziare
Gli escursionisti hanno iniziato presto la mattina.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

partire
Quando il semaforo ha cambiato, le auto sono partite.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

tagliare
Il parrucchiere le taglia i capelli.
knippen
De kapper knipt haar haar.

completare
Hanno completato l’arduo compito.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

arrivare
Molte persone arrivano in camper durante le vacanze.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

servire
Il cameriere serve il cibo.
serveren
De ober serveert het eten.
