Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

investire
Purtroppo, molti animali vengono ancora investiti dalle auto.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

estendere
Lui estende le braccia largamente.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

lasciare andare
Non devi lasciare andare la presa!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

rinnovare
Il pittore vuole rinnovare il colore delle pareti.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

girare
Le auto girano in cerchio.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

prendere
Lei deve prendere molti farmaci.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

richiamare
Per favore, richiamami domani.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

nevicare
Oggi ha nevicato molto.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

fare un errore
Pensa bene per non fare un errore!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

combattere
Il corpo dei vigili del fuoco combatte l’incendio dall’aria.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

chiamare
La ragazza sta chiamando la sua amica.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
