Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

allenarsi
Lui si allena ogni giorno con il suo skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

fornire
Sono fornite sedie a sdraio per i vacanzieri.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

lavorare per
Ha lavorato duramente per i suoi buoni voti.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

svendere
La merce viene svenduta.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

inviare
Sta inviando una lettera.
sturen
Hij stuurt een brief.

esigere
Mio nipote mi esige molto.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

trascorrere
Lei trascorre tutto il suo tempo libero fuori.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

lasciare fermo
Oggi molti devono lasciare ferme le loro auto.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

ballare
Stanno ballando un tango innamorati.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.

spremere
Lei spreme il limone.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

visitare
Un vecchio amico la visita.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
