Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens
ljubiti
Zelo ljubi svojo mačko.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
raziskovati
Astronavti želijo raziskovati vesolje.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
teči
Atlet teče.
rennen
De atleet rent.
zapustiti
Veliko Angležev je želelo zapustiti EU.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
priti k tebi
Sreča prihaja k tebi.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
videti
Z očali lahko bolje vidiš.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
odpeljati nazaj
Mama odpelje hčerko nazaj domov.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
obvladovati
Težave je treba obvladovati.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
ležati za
Čas njene mladosti leži daleč za njo.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
omeniti
Kolikokrat moram omeniti ta argument?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
peljati skozi
Avto se pelje skozi drevo.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.