Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

hvaliti se
Rad se hvali s svojim denarjem.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

izreči
Prijatelju želi nekaj izreči.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

odpustiti
Šef ga je odpustil.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

zaupati
Vsi si zaupamo.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

uporabljati
V požaru uporabljamo plinske maske.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

boriti se
Športniki se borijo med seboj.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

ponuditi
Kaj mi ponujaš za mojo ribo?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

posodobiti
Danes morate nenehno posodabljati svoje znanje.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

popraviti
Učitelj popravlja naloge učencev.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

umiti
Mama umiva svojega otroka.
wassen
De moeder wast haar kind.

upati
Mnogi upajo na boljšo prihodnost v Evropi.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
