Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

shraniti
Moji otroci so shranili svoj denar.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

dovoliti
Depresije se ne bi smelo dovoliti.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

želesti iziti
Otrok želi iti ven.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

obdržati
Denar lahko obdržite.
houden
Je mag het geld houden.

zaročiti se
Skrivoma sta se zaročila!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

poudariti
S ličili lahko dobro poudarite oči.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

videti
Z očali lahko bolje vidiš.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

prespati
Noč preživljamo v avtu.
overnachten
We overnachten in de auto.

narezati
Za solato moraš narezati kumaro.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

premagati
V tenisu je premagal svojega nasprotnika.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

odpeljati
Ladja odpluje iz pristanišča.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
