Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

vaske
Arbeideren vasker vinduet.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

arbeide for
Han arbeidet hardt for sine gode karakterer.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

rope
Gutten roper så høyt han kan.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

høres
Hennes stemme høres fantastisk ut.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

bli opprørt
Hun blir opprørt fordi han alltid snorker.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.

øve
Kvinnen øver på yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.

bringe sammen
Språkkurset bringer studenter fra hele verden sammen.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

forestille seg
Hun forestiller seg noe nytt hver dag.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

lede
Den mest erfarne turgåeren leder alltid.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

eie
Jeg eier en rød sportsbil.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

lede
Han leder jenta ved hånden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
