Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/86064675.webp
skyve
Bilen stoppet og måtte skyves.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/93150363.webp
våkne
Han har nettopp våknet.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/79582356.webp
dechiffrere
Han dechifrerer småskriften med et forstørrelsesglass.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/122224023.webp
stille tilbake
Snart må vi stille klokken tilbake igjen.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
cms/verbs-webp/86215362.webp
sende
Dette selskapet sender varer over hele verden.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
cms/verbs-webp/105681554.webp
forårsake
Sukker forårsaker mange sykdommer.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/68212972.webp
melde
Den som vet noe, kan melde seg i klassen.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/114231240.webp
lyve
Han lyver ofte når han vil selge noe.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/79322446.webp
introdusere
Han introduserer sin nye kjæreste for foreldrene sine.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/79317407.webp
kommandere
Han kommanderer hunden sin.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/123834435.webp
ta tilbake
Enheten er defekt; forhandleren må ta den tilbake.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/43532627.webp
bo
De bor i en delt leilighet.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.