Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
kaste bort
Han tråkker på en bortkastet bananskall.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
ville gå ut
Barnet vil gå ut.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
bestå
Studentene besto eksamen.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
be
Han ber stille.
bidden
Hij bidt in stilte.
forberede
Hun forbereder en kake.
bereiden
Ze bereidt een taart.
forenkle
Du må forenkle kompliserte ting for barn.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
avlyse
Kontrakten er blitt avlyst.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
lede
Han liker å lede et team.
leiden
Hij leidt graag een team.
publisere
Reklame blir ofte publisert i aviser.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
forårsake
Alkohol kan forårsake hodepine.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
løpe
Idrettsutøveren løper.
rennen
De atleet rent.