Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/73880931.webp
vaske
Arbeideren vasker vinduet.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/118759500.webp
høste
Vi høstet mye vin.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
cms/verbs-webp/117658590.webp
dø ut
Mange dyr har dødd ut i dag.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
cms/verbs-webp/55128549.webp
kaste
Han kaster ballen i kurven.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/115267617.webp
tørre
De tørret å hoppe ut av flyet.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
cms/verbs-webp/120624757.webp
Han liker å gå i skogen.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/109099922.webp
minne
Datamaskinen minner meg om avtalene mine.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
cms/verbs-webp/68761504.webp
sjekke
Tannlegen sjekker pasientens tannsett.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smake
Dette smaker virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/104849232.webp
føde
Hun vil føde snart.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/113136810.webp
sende av gårde
Denne pakken vil bli sendt av gårde snart.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/119302514.webp
ringe
Jenta ringer vennen sin.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.