Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/109157162.webp
komme lett
Surfing kommer lett for ham.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
cms/verbs-webp/124046652.webp
komme først
Helse kommer alltid først!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
cms/verbs-webp/15353268.webp
klemme ut
Hun klemmer ut sitronen.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/83661912.webp
forberede
De forbereder et deilig måltid.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
cms/verbs-webp/57248153.webp
nevne
Sjefen nevnte at han vil sparke ham.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/120220195.webp
selge
Handlerne selger mange varer.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garantere
Forsikring garanterer beskyttelse i tilfelle ulykker.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/4553290.webp
gå inn
Skipet går inn i havnen.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/53064913.webp
lukke
Hun lukker gardinene.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/74009623.webp
teste
Bilen testes i verkstedet.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/110646130.webp
dekke
Hun har dekket brødet med ost.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/28581084.webp
henge ned
Istapper henger ned fra taket.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.