Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/35071619.webp
passere forbi
De to passerer hverandre.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/112970425.webp
bli opprørt
Hun blir opprørt fordi han alltid snorker.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/114379513.webp
dekke
Vannliljene dekker vannet.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/46565207.webp
forberede
Hun forberedte ham stor glede.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
cms/verbs-webp/77581051.webp
tilby
Hva tilbyr du meg for fisken min?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
cms/verbs-webp/100466065.webp
utelate
Du kan utelate sukkeret i teen.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belønne
Han ble belønnet med en medalje.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/23257104.webp
skyve
De skyver mannen ut i vannet.
duwen
Ze duwen de man het water in.
cms/verbs-webp/80060417.webp
kjøre bort
Hun kjører bort i bilen sin.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/111792187.webp
velge
Det er vanskelig å velge den rette.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
cms/verbs-webp/4706191.webp
øve
Kvinnen øver på yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/122632517.webp
gå galt
Alt går galt i dag!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!