Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
encontrar
Os amigos se encontraram para um jantar compartilhado.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
mover
É saudável se movimentar muito.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
pendurar
A rede pende do teto.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
deitar
As crianças estão deitadas juntas na grama.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
surpreender
Ela surpreendeu seus pais com um presente.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
fazer por
Eles querem fazer algo por sua saúde.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
mentir
Ele frequentemente mente quando quer vender algo.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
lidar
Tem-se que lidar com problemas.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
traduzir
Ele pode traduzir entre seis idiomas.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
enviar
Eu te enviei uma mensagem.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.