Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/105875674.webp
chutar
Nas artes marciais, você deve saber chutar bem.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/115520617.webp
atropelar
Um ciclista foi atropelado por um carro.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/59121211.webp
tocar
Quem tocou a campainha?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigir
A professora corrige as redações dos alunos.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/120259827.webp
criticar
O chefe critica o funcionário.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/122707548.webp
estar de pé
O alpinista está no pico.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/118003321.webp
visitar
Ela está visitando Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/65199280.webp
correr atrás
A mãe corre atrás de seu filho.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/99592722.webp
formar
Nós formamos uma boa equipe juntos.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/102304863.webp
chutar
Cuidado, o cavalo pode chutar!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/129235808.webp
ouvir
Ele gosta de ouvir a barriga de sua esposa grávida.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/93947253.webp
morrer
Muitas pessoas morrem em filmes.
sterven
Veel mensen sterven in films.