Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

aumentar
A empresa aumentou sua receita.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.

queimar
O fogo vai queimar muito da floresta.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

casar
Menores de idade não são permitidos se casar.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

melhorar
Ela quer melhorar sua figura.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.

procurar
A polícia está procurando o criminoso.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

discutir
Eles discutem seus planos.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.

dar
O pai quer dar algum dinheiro extra ao filho.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.

cuidar
Nosso zelador cuida da remoção de neve.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

existir
Dinossauros não existem mais hoje.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.

colher
Ela colheu uma maçã.
plukken
Ze plukte een appel.

permitir
Não se deve permitir a depressão.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
