Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/122079435.webp
aumentar
A empresa aumentou sua receita.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/120978676.webp
queimar
O fogo vai queimar muito da floresta.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/131098316.webp
casar
Menores de idade não são permitidos se casar.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/124575915.webp
melhorar
Ela quer melhorar sua figura.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
cms/verbs-webp/34567067.webp
procurar
A polícia está procurando o criminoso.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/46998479.webp
discutir
Eles discutem seus planos.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
cms/verbs-webp/119913596.webp
dar
O pai quer dar algum dinheiro extra ao filho.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
cms/verbs-webp/75281875.webp
cuidar
Nosso zelador cuida da remoção de neve.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/38296612.webp
existir
Dinossauros não existem mais hoje.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
cms/verbs-webp/91254822.webp
colher
Ela colheu uma maçã.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/91696604.webp
permitir
Não se deve permitir a depressão.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/113418367.webp
decidir
Ela não consegue decidir qual sapato usar.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.