Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/101383370.webp
gå ut
Jentene liker å gå ut sammen.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/73880931.webp
vaske
Arbeideren vasker vinduet.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/68212972.webp
melde
Den som vet noe, kan melde seg i klassen.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/68841225.webp
forstå
Jeg kan ikke forstå deg!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
cms/verbs-webp/89636007.webp
signere
Han signerte kontrakten.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/106515783.webp
ødelegge
Tornadoen ødelegger mange hus.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/121670222.webp
følge
Kyllingene følger alltid moren sin.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
cms/verbs-webp/122153910.webp
dele
De deler husarbeidet seg imellom.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/124046652.webp
komme først
Helse kommer alltid først!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
cms/verbs-webp/97593982.webp
forberede
En deilig frokost blir forberedt!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/43483158.webp
reise med tog
Jeg vil reise dit med tog.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/73488967.webp
undersøke
Blodprøver blir undersøkt i dette laboratoriet.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.