Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

prate
Han prater ofte med naboen sin.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

male
Hun har malt hendene sine.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

lytte
Hun lytter og hører en lyd.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

dra
Han drar sleden.
trekken
Hij trekt de slee.

produsere
Vi produserer vår egen honning.
produceren
We produceren onze eigen honing.

dekke
Vannliljene dekker vannet.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

hate
De to guttene hater hverandre.
haten
De twee jongens haten elkaar.

svare
Studenten svarer på spørsmålet.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

overgå
Hvaler overgår alle dyr i vekt.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

miste
Vent, du har mistet lommeboken din!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

rapportere
Hun rapporterer skandalen til vennen sin.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
