Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

redde
Legene klarte å redde livet hans.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

tale ut
Hun ønsker å tale ut til vennen sin.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

smake
Hovedkokken smaker på suppen.
proeven
De chef-kok proeft de soep.

tenke med
Du må tenke med i kortspill.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

dele
De deler husarbeidet seg imellom.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

parkere
Syklene er parkert foran huset.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

gå ut
Jentene liker å gå ut sammen.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

få tur
Vennligst vent, du får snart din tur!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!

følge
Hunden min følger meg når jeg jogger.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.

reise seg
Hun kan ikke lenger reise seg på egen hånd.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

arbeide for
Han arbeidet hardt for sine gode karakterer.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
