Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
overraske
Hun overrasket foreldrene med en gave.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
tåle
Hun kan ikke tåle sangen.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
klippe
Frisøren klipper håret hennes.
knippen
De kapper knipt haar haar.
mate
Barna mater hesten.
voeden
De kinderen voeden het paard.
hoppe ut
Fisken hopper ut av vannet.
uitspringen
De vis springt uit het water.
gå
Denne stien må ikke gås.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
ødelegge
Tornadoen ødelegger mange hus.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
se ned
Jeg kunne se ned på stranden fra vinduet.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
bety
Hva betyr dette våpenskjoldet på gulvet?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
gå konkurs
Bedriften vil sannsynligvis gå konkurs snart.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
komme hjem
Pappa har endelig kommet hjem!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!