Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/125884035.webp
overraske
Hun overrasket foreldrene med en gave.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/117953809.webp
tåle
Hun kan ikke tåle sangen.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/102114991.webp
klippe
Frisøren klipper håret hennes.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/120515454.webp
mate
Barna mater hesten.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/61245658.webp
hoppe ut
Fisken hopper ut av vannet.
uitspringen
De vis springt uit het water.
cms/verbs-webp/44518719.webp
Denne stien må ikke gås.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
cms/verbs-webp/106515783.webp
ødelegge
Tornadoen ødelegger mange hus.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/108556805.webp
se ned
Jeg kunne se ned på stranden fra vinduet.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/93792533.webp
bety
Hva betyr dette våpenskjoldet på gulvet?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/123170033.webp
gå konkurs
Bedriften vil sannsynligvis gå konkurs snart.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/106787202.webp
komme hjem
Pappa har endelig kommet hjem!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/74693823.webp
trenge
Du trenger en jekk for å skifte dekk.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.