Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/44269155.webp
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
kaste
Han kaster sint datamaskinen sin på gulvet.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
etterligne
Barnet etterligner et fly.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
føle
Moren føler stor kjærlighet for barnet sitt.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
vise
Jeg kan vise et visum i passet mitt.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
brenne
Du bør ikke brenne penger.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
melde
Alle om bord melder til kapteinen.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
parkere
Syklene er parkert foran huset.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
signere
Han signerte kontrakten.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorere
Barnet ignorerer morens ord.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
logge inn
Du må logge inn med passordet ditt.
cms/verbs-webp/122010524.webp
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
påta seg
Jeg har påtatt meg mange reiser.
cms/verbs-webp/40326232.webp
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
forstå
Jeg forsto endelig oppgaven!