Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/6307854.webp
juurde tulema
Õnn tuleb sinu juurde.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
cms/verbs-webp/5161747.webp
eemaldama
Kopplaadur eemaldab mulda.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/41918279.webp
ära jooksma
Meie poeg tahtis kodust ära joosta.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
cms/verbs-webp/46998479.webp
arutama
Nad arutavad oma plaane.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
cms/verbs-webp/119501073.webp
asuma
Seal on loss - see asub otse vastas!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/35862456.webp
algama
Uus elu algab abieluga.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/71883595.webp
eirama
Laps eirab oma ema sõnu.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/123519156.webp
veetma
Ta veedab kogu oma vaba aja väljas.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/122638846.webp
sõnatuks jätma
Üllatus jättis ta sõnatuks.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/14606062.webp
õigustatud olema
Eakad inimesed on pensioni saamise õigusega.
recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
cms/verbs-webp/105854154.webp
piirama
Aiad piiravad meie vabadust.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
cms/verbs-webp/67955103.webp
sööma
Kanad söövad teri.
eten
De kippen eten de granen.