Sõnavara

Õppige tegusõnu – hollandi

cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
kuulama
Ta kuulab hea meelega oma raseda naise kõhtu.
cms/verbs-webp/62000072.webp
overnachten
We overnachten in de auto.
ööbima
Me ööbime autos.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
kokku kolima
Need kaks plaanivad varsti kokku kolida.
cms/verbs-webp/23468401.webp
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
kihluma
Nad on salaja kihlunud!
cms/verbs-webp/35862456.webp
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
algama
Uus elu algab abieluga.
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
taluma
Ta ei talu laulmist.
cms/verbs-webp/96668495.webp
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
trükkima
Raamatuid ja ajalehti trükitakse.
cms/verbs-webp/90643537.webp
zingen
De kinderen zingen een lied.
laulma
Lapsed laulavad laulu.
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
kuulama
Ta kuulab ja kuuleb heli.
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
suurendama
Rahvastik on märkimisväärselt suurenenud.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
äratama
Äratuskell äratab teda kell 10 hommikul.
cms/verbs-webp/56994174.webp
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
välja tulema
Mis tuleb munast välja?