Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch
uspjeti
Ovaj put nije uspjelo.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
stvoriti
Ko je stvorio Zemlju?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
pojaviti se
Velika riba se iznenada pojavila u vodi.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
kasniti
Sat kasni nekoliko minuta.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
gurati
Auto je stao i morao je biti gurnut.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
dostaviti
On dostavlja pizze kućama.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
visiti
S leda visi s krova.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
upoznati
Čudni psi žele se upoznati.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
uživati
Ona uživa u životu.
genieten
Ze geniet van het leven.
posluživati
Danas nas kuhar osobno poslužuje.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
mrziti
Dva dječaka se mrze.
haten
De twee jongens haten elkaar.