Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/122638846.webp
lamslå
Overraskelsen lamslår henne.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/99602458.webp
begrense
Bør handel begrenses?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/91603141.webp
stikke av
Noen barn stikker av hjemmefra.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/84506870.webp
bli full
Han blir full nesten hver kveld.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/113253386.webp
fungere
Det fungerte ikke denne gangen.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slå
Hun slår ballen over nettet.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/79317407.webp
kommandere
Han kommanderer hunden sin.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/125400489.webp
forlate
Turister forlater stranden ved middag.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/130288167.webp
rense
Hun renser kjøkkenet.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/99207030.webp
ankomme
Flyet har ankommet i tide.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/15441410.webp
tale ut
Hun ønsker å tale ut til vennen sin.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/106515783.webp
ødelegge
Tornadoen ødelegger mange hus.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.