Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/94909729.webp
vente
Vi må fortsatt vente i en måned.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/132125626.webp
overtale
Hun må ofte overtale datteren sin til å spise.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/72855015.webp
motta
Hun mottok en veldig fin gave.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
cms/verbs-webp/100011930.webp
fortelle
Hun forteller henne en hemmelighet.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
cms/verbs-webp/96061755.webp
servere
Kokken serverer oss selv i dag.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/59552358.webp
forvalte
Hvem forvalter pengene i familien din?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/67035590.webp
hoppe
Han hoppet i vannet.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/121264910.webp
kutte opp
Til salaten må du kutte opp agurken.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/121928809.webp
styrke
Gymnastikk styrker musklene.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
cms/verbs-webp/89084239.webp
redusere
Jeg må definitivt redusere mine oppvarmingskostnader.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/96571673.webp
male
Han maler veggen hvit.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/130814457.webp
tilsette
Hun tilsetter litt melk i kaffen.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.