Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

lamslå
Overraskelsen lamslår henne.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

begrense
Bør handel begrenses?
beperken
Moet handel worden beperkt?

stikke av
Noen barn stikker av hjemmefra.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

bli full
Han blir full nesten hver kveld.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

fungere
Det fungerte ikke denne gangen.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.

slå
Hun slår ballen over nettet.
slaan
Ze slaat de bal over het net.

kommandere
Han kommanderer hunden sin.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.

forlate
Turister forlater stranden ved middag.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

rense
Hun renser kjøkkenet.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

ankomme
Flyet har ankommet i tide.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

tale ut
Hun ønsker å tale ut til vennen sin.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
