Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/61806771.webp
portare
Il corriere porta un pacco.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/127720613.webp
mancare
Lui sente molto la mancanza della sua ragazza.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/118759500.webp
raccogliere
Abbiamo raccolto molto vino.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
cms/verbs-webp/21529020.webp
correre verso
La ragazza corre verso sua madre.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/46565207.webp
preparare
Lei gli ha preparato una grande gioia.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
cms/verbs-webp/26758664.webp
risparmiare
I miei figli hanno risparmiato i loro soldi.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/106608640.webp
usare
Anche i bambini piccoli usano i tablet.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/63868016.webp
restituire
Il cane restituisce il giocattolo.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/91906251.webp
chiamare
Il ragazzo chiama il più forte possibile.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/127620690.webp
tassare
Le aziende vengono tassate in vari modi.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/110347738.webp
deliziare
Il gol delizia i tifosi di calcio tedeschi.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/108014576.webp
rivedere
Finalmente si rivedono.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.