Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

lavorare
Lei lavora meglio di un uomo.
werken
Ze werkt beter dan een man.

enfatizzare
Puoi enfatizzare i tuoi occhi bene con il trucco.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

riferirsi
L’insegnante fa riferimento all’esempio sulla lavagna.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

dipingere
La macchina viene dipinta di blu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

lasciare andare
Non devi lasciare andare la presa!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

iniziare
I soldati stanno iniziando.
beginnen
De soldaten beginnen.

chiamare
Il ragazzo chiama il più forte possibile.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

restituire
Il cane restituisce il giocattolo.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

controllare
Il dentista controlla i denti.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

salutare
La donna saluta.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

mettere da parte
Voglio mettere da parte un po’ di soldi ogni mese per più tardi.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
