Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/112755134.webp
chiamare
Lei può chiamare solo durante la pausa pranzo.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/34725682.webp
suggerire
La donna suggerisce qualcosa alla sua amica.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/78973375.webp
prendere un certificato medico
Lui deve prendere un certificato medico dal dottore.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/102631405.webp
dimenticare
Lei non vuole dimenticare il passato.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/104759694.webp
sperare
Molti sperano in un futuro migliore in Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/116166076.webp
pagare
Lei paga online con una carta di credito.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/40477981.webp
conoscere
Lei non conosce l’elettricità.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/122394605.webp
cambiare
Il meccanico sta cambiando gli pneumatici.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
cms/verbs-webp/15353268.webp
spremere
Lei spreme il limone.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/75487437.webp
guidare
L’escursionista più esperto guida sempre.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/108295710.webp
compitare
I bambini stanno imparando a compitare.
spellen
De kinderen leren spellen.