Woordenlijst
Leer werkwoorden – Koreaans

고용하다
지원자는 고용되었다.
goyonghada
jiwonjaneun goyongdoeeossda.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

들여보내다
밖에 눈이 내리고 있었고, 우리는 그들을 들여보냈다.
deul-yeobonaeda
bakk-e nun-i naeligo iss-eossgo, ulineun geudeul-eul deul-yeobonaessda.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

나누다
그들은 집안일을 서로 나눕니다.
nanuda
geudeul-eun jib-an-il-eul seolo nanubnida.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

버티다
그녀는 적은 돈으로 버텨야 합니다.
beotida
geunyeoneun jeog-eun don-eulo beotyeoya habnida.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

떠나다
많은 영국 사람들은 EU를 떠나고 싶어했다.
tteonada
manh-eun yeong-gug salamdeul-eun EUleul tteonago sip-eohaessda.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

소비하다
그녀는 케이크 한 조각을 소비한다.
sobihada
geunyeoneun keikeu han jogag-eul sobihanda.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

말하다
누군가 그와 말해야 한다; 그는 너무 외로워한다.
malhada
nugunga geuwa malhaeya handa; geuneun neomu oelowohanda.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

가득 쓰다
예술가들은 전체 벽에 가득 썼다.
gadeug sseuda
yesulgadeul-eun jeonche byeog-e gadeug sseossda.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

제한하다
울타리는 우리의 자유를 제한한다.
jehanhada
ultalineun uliui jayuleul jehanhanda.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

보관하다
돈은 당신이 보관할 수 있다.
bogwanhada
don-eun dangsin-i bogwanhal su issda.
houden
Je mag het geld houden.

치다
자전거 타는 사람이 차에 치였다.
chida
jajeongeo taneun salam-i cha-e chiyeossda.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
