어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/6307854.webp
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
찾아오다
행운이 네게 찾아온다.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
보고하다
선상의 모든 사람은 선장에게 보고한다.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
듣다
그는 임신 중인 아내의 배를 듣는 것을 좋아한다.
cms/verbs-webp/120086715.webp
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
완성하다
퍼즐을 완성할 수 있나요?
cms/verbs-webp/87142242.webp
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
매달리다
천장에서 해먹이 매달려 있다.
cms/verbs-webp/92384853.webp
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
적합하다
이 길은 자전거를 타기에 적합하지 않다.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
지키다
두 친구는 항상 서로를 지키려고 한다.
cms/verbs-webp/77738043.webp
beginnen
De soldaten beginnen.
시작하다
병사들이 시작하고 있다.
cms/verbs-webp/130288167.webp
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
청소하다
그녀는 부엌을 청소한다.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
로그인하다
비밀번호로 로그인해야 합니다.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
더 가다
이 시점에서 더 나아갈 수 없다.
cms/verbs-webp/27564235.webp
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
작업하다
그는 이 모든 파일에 대해 작업해야 한다.