어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/130814457.webp
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
추가하다
그녀는 커피에 우유를 추가한다.
cms/verbs-webp/53064913.webp
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
닫다
그녀는 커튼을 닫는다.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
피하다
그녀는 동료를 피한다.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
말하다
무언가 알고 있는 사람은 수업 중에 말할 수 있다.
cms/verbs-webp/63244437.webp
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
덮다
그녀는 얼굴을 덮는다.
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
취소하다
그는 불행히도 회의를 취소했다.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
발견하다
선원들은 새로운 땅을 발견했습니다.
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
섬기다
개는 주인을 섬기는 것을 좋아한다.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
길을 잃다
숲속에서는 길을 잃기 쉽다.
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
좋아하다
그녀는 야채보다 초콜릿을 더 좋아한다.
cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
출산하다
그녀는 곧 출산할 것이다.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
치다
불행하게도 많은 동물들이 여전히 차에 치여 있다.