어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/96571673.webp
schilderen
Hij schildert de muur wit.
칠하다
그는 벽을 흰색으로 칠하고 있다.
cms/verbs-webp/122479015.webp
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
맞춰서 자르다
원단은 크기에 맞게 자른다.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
수정하다
선생님은 학생들의 에세이를 수정한다.
cms/verbs-webp/107508765.webp
aanzetten
Zet de TV aan!
켜다
TV를 켜라!
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
결정하다
그녀는 어떤 신발을 신을지 결정할 수 없다.
cms/verbs-webp/115207335.webp
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
열다
이 금고는 비밀 코드로 열 수 있다.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
칠하다
그녀는 그녀의 손을 칠했다.
cms/verbs-webp/33688289.webp
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
들여보내다
생소한 사람을 절대로 들여보내서는 안 된다.
cms/verbs-webp/81885081.webp
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
태우다
그는 성냥을 태웠다.
cms/verbs-webp/85677113.webp
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
사용하다
그녀는 매일 화장품을 사용한다.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
읽다
나는 안경 없이 읽을 수 없다.
cms/verbs-webp/122638846.webp
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
말문이 막히다
놀람이 그녀를 말문이 막히게 한다.