어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/58993404.webp
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
집에 가다
그는 일 후에 집에 간다.
cms/verbs-webp/125385560.webp
wassen
De moeder wast haar kind.
씻다
엄마는 아이를 씻긴다.
cms/verbs-webp/123213401.webp
haten
De twee jongens haten elkaar.
싫어하다
두 소년은 서로 싫어한다.
cms/verbs-webp/90309445.webp
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
열리다
장례식은 그저께 열렸다.
cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
들여보내다
밖에 눈이 내리고 있었고, 우리는 그들을 들여보냈다.
cms/verbs-webp/89025699.webp
dragen
De ezel draagt een zware last.
운반하다
당나귀는 무거운 짐을 운반합니다.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
생산하다
로봇으로 더 싸게 생산할 수 있다.
cms/verbs-webp/53284806.webp
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
박싱 밖에서 생각하다
성공하려면 때때로 박스 밖에서 생각해야 합니다.
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
돌보다
우리 아들은 그의 새 차를 아주 잘 돌본다.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
받아들이다
어떤 사람들은 진실을 받아들이기를 원하지 않는다.
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
차다
그들은 차길 좋아하지만, 탁구에서만 그렇다.
cms/verbs-webp/47737573.webp
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
관심이 있다
우리 아이는 음악에 매우 관심이 있다.