어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
바스라다
내 발 아래로 잎사귀가 바스라진다.
cms/verbs-webp/129203514.webp
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
채팅하다
그는 이웃과 자주 채팅합니다.
cms/verbs-webp/110775013.webp
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
기록하다
그녀는 그녀의 비즈니스 아이디어를 기록하고 싶어한다.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
부담시키다
사무일이 그녀에게 많은 부담을 준다.
cms/verbs-webp/118343897.webp
samenwerken
We werken samen als een team.
협력하다
우리는 팀으로 협력한다.
cms/verbs-webp/108295710.webp
spellen
De kinderen leren spellen.
철자하다
아이들은 철자하는 것을 배우고 있다.
cms/verbs-webp/123170033.webp
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
파산하다
그 사업은 아마도 곧 파산할 것이다.
cms/verbs-webp/55788145.webp
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
덮다
아이는 귀를 덮는다.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
실수하다
실수하지 않게 신중하게 생각해라!
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
받아들이다
그것을 바꿀 수 없어, 받아들여야 해.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
살다
그들은 공동 주택에 살고 있다.
cms/verbs-webp/113671812.webp
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
공유하다
우리는 우리의 부를 공유하는 법을 배워야 한다.