어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/78309507.webp
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
잘라내다
모양들은 잘려져야 한다.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
여행하다
그는 여행을 좋아하며 많은 나라를 다녀왔다.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
뒤로 돌리다
곧 시계를 다시 뒤로 돌려야 할 시간이다.
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
고용하다
지원자는 고용되었다.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
칠하다
그 차는 파란색으로 칠해진다.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
기다리다
우리는 아직 한 달을 기다려야 한다.
cms/verbs-webp/44269155.webp
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
던지다
그는 화를 내며 컴퓨터를 바닥에 던진다.
cms/verbs-webp/124046652.webp
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
우선하다
건강이 항상 우선이다!
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
투자하다
우리는 어디에 돈을 투자해야 할까요?
cms/verbs-webp/95543026.webp
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
참가하다
그는 경기에 참가하고 있다.
cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
달리다
그녀는 해변에서 매일 아침 달린다.
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
섬기다
개는 주인을 섬기는 것을 좋아한다.