어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
개발하다
그들은 새로운 전략을 개발하고 있습니다.
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
돌보다
우리 아들은 그의 새 차를 아주 잘 돌본다.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
벌리다
그는 팔을 넓게 벌린다.
cms/verbs-webp/122632517.webp
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
잘못되다
오늘 모든 것이 잘못되고 있어!
cms/verbs-webp/79317407.webp
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
명령하다
그는 그의 개에게 명령한다.
cms/verbs-webp/120015763.webp
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
나가고 싶다
아이가 밖으로 나가고 싶어한다.
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
익숙해지다
아이들은 치아를 닦는 것에 익숙해져야 한다.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
필요하다
목이 마르다, 물이 필요해!
cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?
생각하다
누가 더 강하다고 생각하나요?
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
지불하다
그녀는 신용카드로 지불했다.
cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
거짓말하다
때로는 긴급 상황에서 거짓말을 해야 한다.
cms/verbs-webp/118343897.webp
samenwerken
We werken samen als een team.
협력하다
우리는 팀으로 협력한다.