어휘
동사를 배우세요 ― 네덜란드어

opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
지키다
두 친구는 항상 서로를 지키려고 한다.

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
들여보내다
생소한 사람을 절대로 들여보내서는 안 된다.

besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
절약하다
난방비를 절약할 수 있다.

aanzetten
Zet de TV aan!
켜다
TV를 켜라!

voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
제공하다
휴가객을 위해 해변 의자가 제공된다.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
말하다
극장에서는 너무 크게 말하지 않아야 한다.

verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
뽑다
잡초는 뽑혀야 한다.

sturen
Ik stuur je een brief.
보내다
나는 당신에게 편지를 보내고 있다.

nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
필요하다
목이 마르다, 물이 필요해!

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
권리가 있다
노인들은 연금을 받을 권리가 있다.

accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
받아들이다
그것을 바꿀 수 없어, 받아들여야 해.
