어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
지키다
두 친구는 항상 서로를 지키려고 한다.
cms/verbs-webp/33688289.webp
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
들여보내다
생소한 사람을 절대로 들여보내서는 안 된다.
cms/verbs-webp/105238413.webp
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
절약하다
난방비를 절약할 수 있다.
cms/verbs-webp/107508765.webp
aanzetten
Zet de TV aan!
켜다
TV를 켜라!
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
제공하다
휴가객을 위해 해변 의자가 제공된다.
cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
말하다
극장에서는 너무 크게 말하지 않아야 한다.
cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
뽑다
잡초는 뽑혀야 한다.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sturen
Ik stuur je een brief.
보내다
나는 당신에게 편지를 보내고 있다.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
필요하다
목이 마르다, 물이 필요해!
cms/verbs-webp/14606062.webp
recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
권리가 있다
노인들은 연금을 받을 권리가 있다.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
받아들이다
그것을 바꿀 수 없어, 받아들여야 해.
cms/verbs-webp/130288167.webp
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
청소하다
그녀는 부엌을 청소한다.