어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/85010406.webp
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
뛰어넘다
선수는 장애물을 뛰어넘어야 한다.
cms/verbs-webp/32796938.webp
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
발송하다
그녀는 지금 편지를 발송하려고 한다.
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
설명하다
할아버지는 손자에게 세상을 설명한다.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
거절하다
아이는 음식을 거절한다.
cms/verbs-webp/121928809.webp
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
강화하다
체조는 근육을 강화한다.
cms/verbs-webp/122638846.webp
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
말문이 막히다
놀람이 그녀를 말문이 막히게 한다.
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
들리다
그녀의 목소리는 환상적으로 들린다.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
잃다
기다려, 너 지갑을 잃어버렸어!
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
사용하다
우리는 화재에서 가스 마스크를 사용한다.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
출판하다
출판사는 이 잡지들을 출판한다.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
평가하다
그는 회사의 성과를 평가한다.
cms/verbs-webp/34567067.webp
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
찾다
경찰은 범인을 찾고 있다.