어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/110401854.webp
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
숙박하다
우리는 저렴한 호텔에서 숙박했다.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
거짓말하다
그는 무언가를 팔고 싶을 때 자주 거짓말한다.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
신뢰하다
우리 모두 서로를 신뢰한다.
cms/verbs-webp/90539620.webp
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
지나가다
때로는 시간이 천천히 지나간다.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
섞다
너는 야채로 건강한 샐러드를 섞을 수 있다.
cms/verbs-webp/77738043.webp
beginnen
De soldaten beginnen.
시작하다
병사들이 시작하고 있다.
cms/verbs-webp/116835795.webp
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
도착하다
많은 사람들이 휴가를 위해 캠핑카로 도착한다.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
개발하다
그들은 새로운 전략을 개발하고 있습니다.
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
다시 길을 찾다
나는 돌아가는 길을 찾을 수 없다.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
주차하다
차들은 지하 주차장에 주차되어 있다.
cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
자제하다
너무 많은 돈을 쓸 수 없어; 나는 자제해야 한다.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
나가다
그 여자애들은 함께 나가는 것을 좋아한다.