어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
필요하다
목이 마르다, 물이 필요해!
cms/verbs-webp/65199280.webp
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
뒤쫓다
엄마는 아들을 뒤쫓는다.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
생산하다
로봇으로 더 싸게 생산할 수 있다.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
소비하다
그녀는 케이크 한 조각을 소비한다.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
칠하다
나는 내 아파트를 칠하고 싶다.
cms/verbs-webp/53064913.webp
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
닫다
그녀는 커튼을 닫는다.
cms/verbs-webp/34664790.webp
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
패배하다
약한 개가 싸움에서 패배했다.
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
취소하다
그는 불행히도 회의를 취소했다.
cms/verbs-webp/119302514.webp
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
전화하다
그 소녀는 친구에게 전화하고 있다.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
치다
불행하게도 많은 동물들이 여전히 차에 치여 있다.
cms/verbs-webp/75423712.webp
veranderen
Het licht veranderde in groen.
바뀌다
신호등이 초록색으로 바뀌었습니다.
cms/verbs-webp/110401854.webp
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
숙박하다
우리는 저렴한 호텔에서 숙박했다.