어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/108014576.webp
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
다시 보다
그들은 드디어 서로 다시 본다.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
투표하다
사람은 후보에 찬성 또는 반대로 투표한다.
cms/verbs-webp/93221270.webp
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
길을 잃다
나는 길을 잃었다.
cms/verbs-webp/119425480.webp
denken
Je moet veel denken bij schaken.
생각하다
체스에서는 많이 생각해야 합니다.
cms/verbs-webp/122470941.webp
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
보내다
나는 당신에게 메시지를 보냈습니다.
cms/verbs-webp/106682030.webp
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
다시 찾다
이사한 후에 내 여권을 찾을 수 없었다.
cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?
생각하다
누가 더 강하다고 생각하나요?
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
그만두다
그는 일을 그만두었다.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
지다
아이들은 높은 탑을 지고 있다.
cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
출산하다
그녀는 곧 출산할 것이다.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
연결하다
이 다리는 두 동네를 연결한다.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
출판하다
출판사는 이 잡지들을 출판한다.