Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

naviknuti se
Djeca se moraju naviknuti na pranje zuba.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

bojiti
Želim bojiti svoj stan.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

misliti
Koga misliš da je jači?
denken
Wie denk je dat sterker is?

proći
Vrijeme ponekad prolazi sporo.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

vidjeti
Bolje možete vidjeti s naočalama.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

završiti
Kako smo završili u ovoj situaciji?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

stati na
Ne mogu stati na tlo s ovom nogom.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

ćaskati
Učenici ne bi trebali ćaskati tokom časa.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

roditi
Uskoro će roditi.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

izlaziti
Djevojčice vole izlaziti zajedno.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

gorjeti
U kaminu gori vatra.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
