Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
dogoditi se
Ovdje se dogodila nesreća.

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
slušati
Ona sluša i čuje zvuk.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
hodati
Voli hodati po šumi.

investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
ulagati
U što bismo trebali ulagati svoj novac?

doorrijden
De auto rijdt door een boom.
proći
Auto prolazi kroz drvo.

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
proći pored
Dvoje prolaze jedno pored drugog.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
stići
Avion je stigao na vrijeme.

consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
konzumirati
Ona konzumira komadić kolača.

bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
donijeti
Dostavljač pizze donosi pizzu.

schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
udariti
Vole udarati, ali samo u stolnom nogometu.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkirati
Automobili su parkirani u podzemnoj garaži.
