Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/123237946.webp
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
dogoditi se
Ovdje se dogodila nesreća.
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
slušati
Ona sluša i čuje zvuk.
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
hodati
Voli hodati po šumi.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
ulagati
U što bismo trebali ulagati svoj novac?
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
proći
Auto prolazi kroz drvo.
cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
proći pored
Dvoje prolaze jedno pored drugog.
cms/verbs-webp/99207030.webp
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
stići
Avion je stigao na vrijeme.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
konzumirati
Ona konzumira komadić kolača.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
donijeti
Dostavljač pizze donosi pizzu.
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
udariti
Vole udarati, ali samo u stolnom nogometu.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkirati
Automobili su parkirani u podzemnoj garaži.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
zaustaviti
Taksiji su se zaustavili na stanici.