Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
birati
Uzela je telefon i birala broj.

uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
izlaziti
Djevojčice vole izlaziti zajedno.

inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
prijaviti se
Morate se prijaviti sa svojom lozinkom.

ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
primiti
On prima dobru penziju u starosti.

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
prestati
Želim prestati pušiti odmah!

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
zvoniti
Čujete li zvono kako zvoni?

aanraken
Hij raakte haar teder aan.
dodirnuti
Nježno ju je dodirnuo.

voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
dolaziti prvo
Zdravlje uvijek dolazi prvo!

overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
ostaviti
Vlasnici ostavljaju svoje pse meni na šetnju.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
držati govor
Politikar drži govor pred mnogim studentima.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
čitati
Ne mogu čitati bez naočala.
