Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/114379513.webp
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
prekriti
Lokvanji prekrivaju vodu.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
voljeti
Stvarno voli svog konja.
cms/verbs-webp/95625133.webp
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
voljeti
Ona jako voli svoju mačku.
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
slušati
Ona sluša i čuje zvuk.
cms/verbs-webp/21529020.webp
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
trčati prema
Djevojčica trči prema svojoj majci.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
procijeniti
On procjenjuje učinak firme.
cms/verbs-webp/68779174.webp
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
predstavljati
Advokati predstavljaju svoje klijente na sudu.
cms/verbs-webp/61245658.webp
uitspringen
De vis springt uit het water.
iskočiti
Riba iskače iz vode.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
otploviti
Brod otplovljava iz luke.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
vratiti
Pas vraća igračku.
cms/verbs-webp/104476632.webp
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
prati suđe
Ne volim prati suđe.
cms/verbs-webp/123213401.webp
haten
De twee jongens haten elkaar.
mrziti
Dva dječaka se mrze.