Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
dobiti bolovanje
Mora dobiti bolovanje od doktora.

geloven
Veel mensen geloven in God.
vjerovati
Mnogi ljudi vjeruju u Boga.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
predstaviti
On predstavlja svoju novu djevojku svojim roditeljima.

lukken
Deze keer is het niet gelukt.
uspjeti
Ovaj put nije uspjelo.

houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
voljeti
Stvarno voli svog konja.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
držati govor
Politikar drži govor pred mnogim studentima.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkirati
Automobili su parkirani u podzemnoj garaži.

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
doručkovati
Radije doručkujemo u krevetu.

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
pustiti unutra
Nikada ne treba pustiti nepoznate osobe unutra.

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
upoznati
Čudni psi žele se upoznati.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
odlučiti
Ne može se odlučiti koje cipele obuti.
