Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

suzdržavati se
Ne mogu potrošiti previše novca; moram se suzdržavati.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

postaviti
Datum se postavlja.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.

voljeti
Ona jako voli svoju mačku.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

održati se
Sprovod se održao prekjučer.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

pojednostaviti
Djeci morate pojednostaviti komplikovane stvari.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

baciti
On ljutito baca svoj računar na pod.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

izgorjeti
Požar će izgorjeti puno šume.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

podnijeti
Ona ne može podnijeti pjevanje.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

pisati
On piše pismo.
schrijven
Hij schrijft een brief.

obavljati
Ona obavlja neuobičajeno zanimanje.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

izgubiti
Čekaj, izgubio si novčanik!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
