Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/5161747.webp
remover
A escavadeira está removendo o solo.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/92207564.webp
andar
Eles andam o mais rápido que podem.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
cms/verbs-webp/81025050.webp
lutar
Os atletas lutam um contra o outro.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/129300323.webp
tocar
O agricultor toca suas plantas.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/132305688.webp
desperdiçar
A energia não deve ser desperdiçada.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
cms/verbs-webp/103910355.webp
sentar
Muitas pessoas estão sentadas na sala.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/79582356.webp
decifrar
Ele decifra as letras pequenas com uma lupa.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
cms/verbs-webp/111792187.webp
escolher
É difícil escolher o certo.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
cms/verbs-webp/113966353.webp
servir
O garçom serve a comida.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/91367368.webp
passear
A família passeia aos domingos.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/100634207.webp
explicar
Ela explica a ele como o dispositivo funciona.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/106608640.webp
usar
Até crianças pequenas usam tablets.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.