Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/129945570.webp
erwidern
Sie erwiderte mit einer Frage.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bauen
Die Kinder bauen einen hohen Turm.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/90309445.webp
stattfinden
Die Beerdigung fand vorgestern statt.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
cms/verbs-webp/98561398.webp
vermischen
Der Maler vermischt die Farben.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/116877927.webp
sich einrichten
Meine Tochter will sich ihre Wohnung einrichten.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/114593953.webp
sich begegnen
Sie sind sich zuerst im Internet begegnet.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
cms/verbs-webp/90321809.webp
aufwenden
Wir müssen viel Geld für die Reparatur aufwenden.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/119520659.webp
vorbringen
Wie oft muss ich dieses Argument noch vorbringen?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/85623875.webp
studieren
An meiner Uni studieren viele Frauen.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/88597759.webp
drücken
Er drückt auf den Knopf.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/93221279.webp
brennen
Im Kamin brennt ein Feuer.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
cms/verbs-webp/124046652.webp
vorgehen
Die Gesundheit geht immer vor!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!