Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
entlaufen
Unsere Katze ist entlaufen.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
aussterben
Viele Tiere sind heute ausgestorben.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
vorschlagen
Die Frau schlägt ihrer Freundin etwas vor.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
losgehen
Die Wanderer gingen schon früh am Morgen los.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
mitnehmen
Wir haben einen Weihnachtsbaum mitgenommen.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
vermuten
Er vermutet, dass es seine Freundin ist.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
belassen
Die Natur wurde unberührt belassen.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
unterstreichen
Er unterstrich seine Aussage.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
vorgehen
Die Gesundheit geht immer vor!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
zurückkehren
Der Vater ist aus dem Krieg zurückgekehrt.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
durchlassen
Soll man Flüchtlinge an den Grenzen durchlassen?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?