Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
wechseln
Der Automechaniker wechselt die Reifen.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
vergleichen
Sie vergleichen ihre Figur.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
annullieren
Der Flug ist annulliert.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
existieren
Dinosaurier existieren heute nicht mehr.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
entlassen
Der Chef hat ihn entlassen.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
trainieren
Professionelle Sportler müssen jeden Tag trainieren.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
glauben
Viele Menschen glauben an Gott.
geloven
Veel mensen geloven in God.
bestrafen
Sie bestrafte ihre Tochter.
straffen
Ze strafte haar dochter.
schneien
Heute hat es viel geschneit.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
überspringen
Der Athlet muss das Hindernis überspringen.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
verbessern
Sie will ihre Figur verbessern.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.