Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

conhecer
Cães estranhos querem se conhecer.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

alugar
Ele está alugando sua casa.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.

olhar para
Nas férias, eu olhei para muitos pontos turísticos.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

começar
Os caminhantes começaram cedo pela manhã.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

temer
A criança tem medo no escuro.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.

gostar
Ela gosta mais de chocolate do que de legumes.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.

queimar
Você não deveria queimar dinheiro.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

treinar
O cachorro é treinado por ela.
trainen
De hond wordt door haar getraind.

desligar
Ela desliga a eletricidade.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

sublinhar
Ele sublinhou sua afirmação.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

comparar
Eles comparam suas figuras.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
