Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
examinar
O dentista examina a dentição do paciente.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
apresentar
Ele está apresentando sua nova namorada aos seus pais.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
afastar
Um cisne afasta o outro.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
entregar
Ele entrega pizzas em casas.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
ouvir
Ele está ouvindo ela.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
perseguir
O cowboy persegue os cavalos.
cms/verbs-webp/105224098.webp
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
confirmar
Ela pôde confirmar a boa notícia ao marido.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
farfalhar
As folhas farfalham sob meus pés.
cms/verbs-webp/43956783.webp
weglopen
Onze kat is weggelopen.
fugir
Nosso gato fugiu.
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
começar a correr
O atleta está prestes a começar a correr.
cms/verbs-webp/44159270.webp
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
devolver
A professora devolve as redações aos alunos.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
ouvir
Ele gosta de ouvir a barriga de sua esposa grávida.