Vocabulário
Aprenda verbos – Holandês

zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
procurar
Eu procuro por cogumelos no outono.

uitkomen
Wat komt er uit het ei?
sair
O que sai do ovo?

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
ouvir
Ela ouve e escuta um som.

onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
endossar
Nós endossamos de bom grado sua ideia.

vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
confiar
Todos nós confiamos uns nos outros.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
bater
Os pais não devem bater nos seus filhos.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
vender
Os comerciantes estão vendendo muitos produtos.

drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
imprimir
Livros e jornais estão sendo impressos.

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
esperar
Muitos esperam por um futuro melhor na Europa.

onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
examinar
Amostras de sangue são examinadas neste laboratório.

voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
passar
O período medieval já passou.
