Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/105875674.webp
chutar
Nas artes marciais, você deve saber chutar bem.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/66441956.webp
anotar
Você precisa anotar a senha!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/120900153.webp
sair
As crianças finalmente querem sair.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/72855015.webp
receber
Ela recebeu um presente muito bonito.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
cms/verbs-webp/114272921.webp
conduzir
Os cowboys conduzem o gado com cavalos.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
cms/verbs-webp/114091499.webp
treinar
O cachorro é treinado por ela.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/4706191.webp
praticar
A mulher pratica yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/65915168.webp
farfalhar
As folhas farfalham sob meus pés.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/101158501.webp
agradecer
Ele agradeceu com flores.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
cms/verbs-webp/118596482.webp
procurar
Eu procuro por cogumelos no outono.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
cms/verbs-webp/118008920.webp
começar
A escola está apenas começando para as crianças.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/113415844.webp
sair
Muitos ingleses queriam sair da UE.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.