Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans

acordar
Los vecinos no pudieron acordar sobre el color.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

completar
¿Puedes completar el rompecabezas?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

responder
El estudiante responde a la pregunta.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

probar
El coche se está probando en el taller.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

pasar
A veces el tiempo pasa lentamente.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

levantarse
Ya no puede levantarse por sí misma.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

fallar
El hombre falló su tren.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

ordenar
Él ordena a su perro.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.

terminar
La ruta termina aquí.
eindigen
De route eindigt hier.

llamar
Solo puede llamar durante su hora de almuerzo.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

pensar fuera de la caja
Para tener éxito, a veces tienes que pensar fuera de la caja.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
