Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/112286562.webp
pracować
Ona pracuje lepiej niż mężczyzna.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/83636642.webp
uderzyć
Ona uderza piłkę przez siatkę.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/124458146.webp
zostawić
Właściciele zostawiają mi swoje psy na spacer.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/95655547.webp
pozwolić
Nikt nie chce pozwolić mu przejść przed siebie przy kasie w supermarkecie.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/113418367.webp
zdecydować
Nie może zdecydować, które buty założyć.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/123237946.webp
zdarzyć się
Tutaj zdarzył się wypadek.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/106515783.webp
niszczyć
Tornado niszczy wiele domów.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/119895004.webp
pisać
On pisze list.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/55119061.webp
zacząć biec
Sportowiec zaraz zacznie biec.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/101742573.webp
malować
Pomalowała sobie ręce.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/64053926.webp
pokonać
Sportowcy pokonują wodospad.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/125088246.webp
naśladować
Dziecko naśladuje samolot.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.