Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/104825562.webp
ustawić
Musisz ustawić zegar.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/94193521.webp
skręcać
Możesz skręcić w lewo.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/123546660.webp
sprawdzać
Mechanik sprawdza funkcje samochodu.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/66441956.webp
zapisać
Musisz zapisać hasło!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/94909729.webp
czekać
Musimy jeszcze poczekać miesiąc.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/122479015.webp
dopasować
Tkanina jest dopasowywana.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cms/verbs-webp/63935931.webp
obracać
Ona obraca mięso.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/85191995.webp
dogadywać się
Skończcie kłócić się i w końcu dogadujcie się!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
cms/verbs-webp/62175833.webp
odkrywać
Marynarze odkryli nową ziemię.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/102823465.webp
pokazać
Mogę pokazać wizę w moim paszporcie.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/108295710.webp
literować
Dzieci uczą się literować.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/57481685.webp
powtarzać
Student powtórzył rok.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.