Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

ustawić
Musisz ustawić zegar.
instellen
Je moet de klok instellen.

skręcać
Możesz skręcić w lewo.
draaien
Je mag naar links draaien.

sprawdzać
Mechanik sprawdza funkcje samochodu.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

zapisać
Musisz zapisać hasło!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

czekać
Musimy jeszcze poczekać miesiąc.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

dopasować
Tkanina jest dopasowywana.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

obracać
Ona obraca mięso.
draaien
Ze draait het vlees.

dogadywać się
Skończcie kłócić się i w końcu dogadujcie się!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

odkrywać
Marynarze odkryli nową ziemię.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.

pokazać
Mogę pokazać wizę w moim paszporcie.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

literować
Dzieci uczą się literować.
spellen
De kinderen leren spellen.
