Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

pracować
Ona pracuje lepiej niż mężczyzna.
werken
Ze werkt beter dan een man.

uderzyć
Ona uderza piłkę przez siatkę.
slaan
Ze slaat de bal over het net.

zostawić
Właściciele zostawiają mi swoje psy na spacer.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

pozwolić
Nikt nie chce pozwolić mu przejść przed siebie przy kasie w supermarkecie.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

zdecydować
Nie może zdecydować, które buty założyć.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

zdarzyć się
Tutaj zdarzył się wypadek.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

niszczyć
Tornado niszczy wiele domów.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

pisać
On pisze list.
schrijven
Hij schrijft een brief.

zacząć biec
Sportowiec zaraz zacznie biec.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

malować
Pomalowała sobie ręce.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

pokonać
Sportowcy pokonują wodospad.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
