Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

hang af
Ystappels hang af van die dak.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

beland
Hoe het ons in hierdie situasie beland?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

verbeter
Sy wil haar figuur verbeter.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.

geboorte gee
Sy sal binnekort geboorte gee.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

neerskryf
Jy moet die wagwoord neerskryf!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

vrees
Ons vrees dat die persoon ernstig beseer is.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.

binnegaan
Die skip gaan die hawe binne.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

ooplaat
Wie die vensters ooplaat, nooi inbrekers uit!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

handel
Mense handel in gebruikte meubels.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

bid
Hy bid stilweg.
bidden
Hij bidt in stilte.

bedien
Die kelner bedien die kos.
serveren
De ober serveert het eten.
